DE BRANDGANS
Ik fietste 's nachts naar het strand. Het vroor. Buiten het dorp vlogen honderden ganzen op toen ik langskwam. Ik vervloekte ze want de ganzen pleegden verraad aan mijn 's nachts rondzwerven terwijl ik geruisluis en zonder licht het dorp verliet. Uiterst verdacht gedrag als iemand ervan zou weten. Ik heb als regel geen vogels te verstoren en er zijn periodes met nogal wat grote groepen trekvogels die 's nachts op willekeurige plekken rusten. Ik heb door de jaren heen redelijke nachtogen ontwikkeld en zie ze vrijwel altijd voordat ze het nodig vinden te vluchten. Dan loop ik demonstratief bij ze vandaan en dat tolereren ze. Als het heel donker is zoals wanneer er geen maan is maar wel dichte bewolking en het onmogelijk is de groepen vogels te onderscheiden, luister ik goed. De meeste vogels overleggen eerst voordat ze tot actie overgaan. Een overleg dat luider en ongeregelder wordt naarmate ik dichterbij kom. Als ik me nog tijdens dit overleg terugtrek blijven de vogels zitten en worden ze weer rustig. Maar niet de ganzen. De ganzen gaan zonder weloverwogen besluit onmiddellijk over tot gillen en flappen. Toen ik voorzichtig het strand opliep, knisperde het bevroren zand. Ik vond mezelf luidruchtig. Bij de vloedlijn verscheen een zwarte vlek. Ik probeerde beter te kijken, maar het was een nacht zonder maan en met wolken. De vlek leek enigszins te bewegen, maar verplaatste zich niet. Misschien was het een samengeklonterde groep strandlopers. Ik wilde me terugtrekken omdat ik de rustige mens ben, maar de vlek was vreemd. Teveel op zichzelf staand, te stil. Een dode zeehond leek het ook niet. Ik moest het weten en kwam met het knispergeluid dichterbij. En nog dichterbij. De vlek rende niet weg en veranderde van vorm tot het een gans werd. De gans bleef stilzitten, sloeg enkel af en toe het hoofd achterover. Misschien was het een rustige gans zoals ik een rustige mens ben. Maar de ganzen zitten niet alleen. Ik dacht dat de gans ziek was maar besefte tegelijkertijd dat ik voor mijn soort ook afwijkend gedrag vertoonde. De gans slingerde nog eens met de nek. Het hoofd leek losser op de romp te zitten dan normaal. Ik probeerde in te schatten of ik op een veilige afstand zat en begon tegen de gans te praten: "Je doet raar. Je kan vermoeid zijn maar je hebt misschien ook wel vogelgriep. Je bent een brandgans en voor jouw soort is die dodelijk. Jan van Genten overleven het soms, maar dan wordt hun hele oog zwart. H5N1 heet het, of een variant daarvan. Het is een virus dat ontstaan is op een plek waar mensen gigantisch veel dieren opsluiten. Brandhaarden van opeengepakte lichamen waar een virus niet veel moeite hoeft te doen. Het ontstond ergens in China. Wilde vogels brachten het vervolgens over de hele wereld. Het is nu zelfs op Antarctica aangetroffen. Jij bent ook een wilde vogel maar jullie kunnen er niks aan doen. Waarom mensen zoveel dieren opsluiten heb ik nooit begrepen en het is ronduit gênant dit aan jou uit te leggen, maar ik ben hier alleen gekomen in de nacht, dus je ziet me zoals ik ben." De gans leek te luisteren maar reageerde niet. "Hier vlakbij broedde elk jaar een kolonie grote sterns, het was de hele zomer één grote drukte. Maar de jongen verdronken een keer door hoogwater. Het jaar erop verdronken de jongen van de kokmeeuwen die de kolonie agressief beschermden. Toen werden de jongen van de grote sterns allemaal afgeslacht door roofvogels, een bloedbad was het. Daarna kwamen ze niet meer terug. De kolonie van een buureiland stierf massaal aan vogelgriep. Ze zitten dicht op elkaar dus het ging heel snel. Nu zeggen ze dat de grote stern hier in Friesland als broedvogel uitgestorven is. Het verdwijnen leek voortdurend een gegeven dat aanstaande zou zijn maar ik merk het. Ik mis de grote stern. Ik ben er nog wel eens een paar tegengekomen, als ik ergens anders was of als ze doortrokken. En als ik ze hoorde, hoorde ik ook precies hoe lang ik ze niet had gehoord en hoeveel ik er niet hoorde. Ze waren met duizenden en altijd luid, vooral met volle maan. Een volgende generatie zal niet eens merken dat ze er geweest zijn, zo kan er voortdurend van alles met weinig tot geen ophef verdwijnen." De zieke nachtgans leek wel tevreden met wat gezelschap en het gepraat leek ook niet te deren maar wat de woorden vertelden maakte waarschijnlijk niet zoveel uit. En mij eigenlijk ook niet. Het lijkt wel of je beklag doen over de collectieve apathie als het om verlies van natuur gaat bij een vogel net zo goed aankomt als bij de meeste mensen op dit moment. "Een poosje geleden zat hier een zieke zeekoet. Waar jij nu zit. De zeekoet sloeg ook met het hoofd. Ik dacht dat het de griep was, maar het laatste inzicht is dat de zeekoeten sterven van de honger en vermoeidheid omdat er meer heftige stormen op zee zijn door het veranderende klimaat. Toen was het volle maan. Ik weet niet of het kwam omdat ik het beter kon zien of omdat ik gevoeliger ben met volle maan, maar ik heb het aanschouwd alsof een getuige noodzakelijk was en gehuild. Ik had tot kortgeleden hier nog nooit een zeekoet gezien, ze leven op zee en komen niet aan land. Maar de afgelopen paar jaar waren er ineens tientallen. Een aantal waren totaal verzwakt zoals die maanzieke, de meesten waren al dood. Is dit een plek waar de dieren heengaan om te sterven? Ik heb hier als kind een dode potvis gezien. Elke dag ging ik kijken tot er alleen bloed en botten over waren. Als kind leer je over allerlei wonderlijke wezens die je normaal gesproken nooit zou zien terwijl je dat natuurlijk wel zou willen, maar als ze eenmaal reddeloos aan komen drijven geeft dat geen enkele voldoening. Grote en kleine zielen zijn hier door het zand weggeglipt. Meestal kom ik hier 's nachts om naar de Melkweg en de Plejaden te kijken of Noctiluca te zoeken. Daar is de laatste tijd ineens veel eerder veel meer van maar het is nog wel heel mooi. Als alles licht geeft zijn de sterrenhemel en de zee zo in balans dat ze één lijken. Ik voel mezelf dan niet meer, ik hoor dan dáárbij. Wat denk jij zieke nachtgans? Jij bent er vast al bij." De Waddenzee was opvallend stil, alsof ze mee zat te luisteren, en de gans zei niets en probeerde met het wiebelende hoofd de veren op de rug te ordenen. Ik concludeerde hieruit dat de gans geen last van me had en bleef doorpraten tot ik mijn vingers niet meer voelde en niks meer wist te zeggen. Toen ik het strand verliet, achteromkeek en de gans weer een vlek werd, opgeslokt door het duister, verzon ik een einde: Het ziekteverloop zou snel zijn. De gans zou spoedig ongecontroleerd beginnen te cirkelen. Draaien en draaien. Eerst machteloos, hulpeloos, maar ergens zou het voor de gans verheffend beginnen te worden. De gans zou als een soefi onder de sterren dansen. Door het voortdurende draaien tussen wankele bestaansvormen dijde het strand een stukje uit en er begon ruis te ontstaan. Er was een onverklaarbare wind van onder naar boven. De sterren die stil hadden staan fonkelen groepeerden zich tot een groot vangnet. De zieke nachtgans werd omhoog geblazen, steeds verder. Op het hoogste punt dat de adem uit de grond kon bereiken boog het net van sterren zich om de stervende vogel en de kleine zieke nachtgans barstte als een rups in een pop uit elkaar. Er vond een significante metamorfose plaats waar het universum zelf geen conclusies aan durfde te verbinden, maar het universum kent zichzelf en keek er ook niet raar van op. Uit een boven de zee drijvende kolkende stroom die eruitzag als Noorderlicht van Noctiluca buitelde een potvis zomaar naar beneden. De potvis leek verbaasd, was enigszins gehavend en zat onder de zeepokken, wat vrij ongewoon is. De potvis proestte een paar keer, haalde diep adem en zwom direct zo snel mogelijk de diepte in. De volgende ochtend zouden ze in Natuurmuseum Fryslân ontdekken dat het potvisskelet verdwenen was. Dit skelet was van de potvis die ooit lag op de plek waar de zieke nachtgans verdween. Niemand had iets gezien maar vanaf dat moment maakten beroemdhedenverering en nepnieuws plaats voor de wederkeer van het wijdverbreide geloof dat ganzen uit zeepokken worden geboren. Dit zou een bescheiden doch belangrijke stap blijken in een proces van transformatie en heling waarnaast de metamorfose van de zieke nachtgans zou verbleken. Het begon in het dorp waarboven de gans uitsteeg. Mensen kregen terugkerende dromen waarin ze vogels helende woorden meegaven en de oeverzwaluwen brachten het tot onder de Sahara, de nachtegalen stortten het uit over Frankrijk, de rosse grutto's gingen ermee naar Samenland, de kanoeten naar Canada, de kluten naar Portugal, de braamsluipers gaven het door in Palestina, de strandlopers gingen naar Siberië, de koekoek bracht het naar Congo, de lepelaars bleven het de hele weg naar Marokko herhalen, de tureluurs gingen ermee naar IJsland en de Noordse stern bazuinde het rond tot op Antarctica. ![]() |